Nederlands

Wij zijn de zusters dominicanessen van Bethanië. Wij geloven in toekomst. Altijd en voor iedereen.

Want ons verhaal is het verhaal van de zussen van Bethanië. 

Het verhaal van Martha, die Jezus vertrouwt en vasthoudt aan het feit dat hij kan en zal helpen, zelfs wanneer haar broer al vier dagen in het graf ligt – en die niet wordt teleurgesteld.

Het verhaal van Maria, die op zo’n onconventionele en non-conformistische manier liefheeft dat zij voortdurend in de vuurlinie ligt van fatsoenlijke mensen – en die daarin toch altijd weer juist bevestigd wordt door Jezus.

In de voetsporen van Pater Lataste

Het verhaal van de Zusters Dominicanessen van Bethanië begint in 1864, wanneer de Franse Dominicaan, pater Jean Joseph Lataste retraite zou houden in de vrouwengevangenis van Cadillac (bij Bordeaux). Hij verwachtte er niet veel van. Wat moest hij veroordeelde moordenaressen, dievegges en godslasteraars over God vertellen?

Onder een zeer streng regiem waren in het oude kasteel van de graven van Perpignan circa 400 vrouwen ‘opgeborgen’ om hun misstappen uit te boeten.

Uit gehoorzaamheid gaat P. Lataste naar Cadillac. En tot zijn grote verbazing komen bijna alle 400 gevangenen naar de nachtelijke retraite, nadat ze de voorgaande 14 uren hard hadden moeten werken.

In zijn preken en de individuele (biecht-) gesprekken krijgt deze zoon van Dominicus inzicht in het vaak trieste verleden van deze vrouwen en hij beseft dat er zelfs ook geen toekomst voor hen zou zijn na ontslag uit hun detentie.

Hij spreekt ze aan als ‘mijn zusters’, een ongekende benadering voor deze vrouwen, die hun hele leven als uitschot waren beschouwd en in het beste geval met “hoer” of “moordenares” werden aangesproken. Niet al deze vrouwen zijn geharde criminelen. Velen van hen zijn vrouwen uit arme plattelandsgezinnen die hun dochters naar de stad stuurden om werk te zoeken, dat ze meestal vonden bij rijke families. Maar als ze eenmaal werk hadden, waren misbruik en regelmatige verkrachting aan de orde van de dag.  Als ze ongewenst zwanger raakten, werden ze berooid weggejaagd. Omdat ze geen manier hadden om een kind op te voeden, aborteerden de vrouwen uit wanhoop vaak hun baby.  Wanneer hun daad werd gerapporteerd (soms door de verkrachter zelf), werden ze gevangen gezet als kindermoordenaars. De vrouwen, die dreigden te wanhopen onder het gewicht van hun schuld, de haat jegens degenen, die hen daartoe hadden gedreven en de barre omstandigheden van hun gevangenschap, zijn getroffen: de begroeting van P. Lataste brengt de meesten tot tranen.

Als hij die tranen ziet, vertelt hij hen het verhaal van Maria Magdalena, zoals hij het kent: een zondares uit de stad ontmoet Jezus en wordt een heilige omdat zij ervaart dat God van haar houdt – onvoorwaardelijk. Die woorden raken het diepste verlangen van hun hart om zichzelf aan God te geven.

Zou dit niet ook het verhaal kunnen zijn van de gevangen vrouwen?

Inderdaad: dit is hun verhaal, dit kan hun verhaal worden, als zij deze liefde van God aanvaarden en die tot het middelpunt van hun leven maken. Dan kan de gevangenis, met al haar ontberingen, een plaats van ontmoeting met God worden, een klooster. 

pastedGraphic.png

pater Jean Joseph Lataste

Maar wat gebeurt er nadat ze zijn vrijgelaten?

Waar heeft een ex-gevangene een kans op een fatsoenlijk leven? Wie zou haar werk geven of een plaats om te wonen? Wie begint er misschien een relatie met haar? Voor de meesten betekende vrijlating uit de gevangenis meer afwijzing en wanhoop. Voordat ze worden vrijgelaten plegen veel vrouwen liever zelfmoord dan dat ze een wanhopige poging doen om voet aan de grond te krijgen in een maatschappij die niets met hen te maken wil hebben. 

Pater Lataste weet niet wat hij moet doen. 

Op een nacht, als alle 400 vrouwen samen met hem in de kapel aan het bidden zijn, krijgt hij een visioen: wat heeft Magdalena eigenlijk gedaan nadat ze Jezus had ontmoet en nu ook niet meer van de prostitutie kon leven? Nou, ze had een zus in Bethanië (Luc. 10,38 – 42): Ze kon altijd teruggaan… 

Het idee van Bethanië wordt geboren: een huis, waar vrouwen met een ‘verleden’ de kans hebben om samen met anderen gelijkwaardige leden van een kloostergemeenschap te kunnen zijn: alle vrouwen, onafhankelijk van hun verleden, moeten de kans op een leven als religieuze hebben – voor ex-gedetineerden en ex-prostituees net zo goed als voor “normale” meisjes uit burgerlijke gezinnen. Niemand mocht weten, wie waar vandaan kwam, omdat “voor God alleen telt, wat vandaag is, en niet, wat gisteren was”, zo P. Lataste. 

Samen met de moedige religieuze, moeder Henri-Dominique Berthier stichtte hij – ondanks veel tegenwerking – ook vanuit zijn eigen Orde – in 1866 het Huis van Bethanië in Frasne-le Chaeteau, later Montferrand (Oost Frankrijk), het eerste klooster van de zusters dominicanessen van Bethanië: een gemeenschap van religieuzen waar niemand van buitenaf kan zien wie ooit een “bekende zondaar” en wie een “onberispelijke maagd” is geweest. In deze gemeenschap doet dit onderscheid er niet toe. Zijn oogmerk: rehabiliteren, d.w.z. haar een volledig herstel in haar rechten als mens teruggeven. 

Ze worden Zusters Dominicanessen van Bethanië genoemd met als motto: “De grootste heiligen hebben een verleden en de grootste zondaars hebben een toekomst.” De naam is gebaseerd op Lataste’s interpretatie van het verhaal van Martha en Maria. Martha werd gekarakteriseerd als de rechtvaardige vrouw, terwijl Maria de zondares was die meer van Jezus leek te houden door aan zijn voeten te zitten.  “Gelukkig zijn zij wier verleden hen aanspoort tot grotere liefde”, is een ander motto van de groep. 

Het ervaren van de overweldigende vergeving en liefde van God is de spirituele band tussen de zusters van Bethanië, of ze nu wel of niet in de gevangenis hebben gezeten. Ze hebben een traditie van privacy over hun vroegere leven, en delen dit alleen als ze zelf daarvoor kiezen. Sommigen gebruiken hun vroegere leven en bekering als voorbeeld voor degenen met wie ze contact hebben.

pastedGraphic.png

Pater Lataste werd in 2012 zalig verklaard als “Apostel der gevangenissen”.

Pater Willigis Erren, een medebroeder en destijds prior in Berlijn, wilde dit ideaal ook in Duitsland voor vrouwen mogelijk maken en klopte daarvoor aan in Montferrand. In de loop der jaren stuurde hij een twintigtal vrouwen naar dat klooster waar zij de vorming als Bethaniëzuster ontvingen met het doel een huis van Bethanië in Duitsland te kunnen stichten. 

De eerste wereldoorlog echter eiste het vertrek van alle Duitse mensen uit Frankrijk. Na een barre zwerftocht stonden 22 zusters op 14 augustus 1914 in Venlo aan de poort van het Dominicanenklooster, waar pater Willigis o.p. inmiddels als prior de verantwoordelijkheid droeg. De zusters kregen aan het eind van de Kaldenkerkerweg in Venlo een boerderijtje annex café als klooster-onderkomen ter beschikking. Dit was de geboorte van het ‘Huis zonder Tralies’, zoals nadien de titel van een boekwerkje over de nieuwe stichting luidde.

Vanwege allerlei oorlogssituaties ging het contact met het moederhuis in Montferrrand geheel verloren en kreeg de Nederlandse stichting in 1925 van de bisschop van Roermond officiële toestemming en het recht van bestaan als zelfstandige congregatie.

Een ingrijpend besluit

In 1934 werd door het toenmalige Ministerie van Justitie een beroep op de zusters gedaan om de leiding van een reclasseringsinternaat op zich te nemen waarvoor Lactaria, een modelboerderij in Stevensbeek, als klooster én internaat geschikt gemaakt werd.

Daarmee koos het congregatiebestuur een andere richting dan de oorspronkelijke congregatie in Montferrand, nl. om zich naast het leven als contemplatieve religieuzen binnen de muren van het slot, actief in te zetten voor het apostolaat van de z.g. ’gevallen’ vrouwen. Dit was een opmerkelijk besluit, gezien de wijze waarop de Franse Bethaniëzusters hun contemplatieve leven leidden.

Met het interne apostolaat van de reclassering werd in de Nederlandse congregatie de louter contemplatieve levenswijze deels los gelaten. De lijn die daarmee gevolgd werd, lag wel binnen het doel van de congregatie: vrouwen en jeugdigen hulp bieden in hun ontwikkeling tot volwaardige burgers en goede christenen.

De combinatie van actie en contemplatie die gekozen werd is wel erg dominicaans, maar het was voor menige zuster een bijna helse opgave om beide aspecten tot hun recht te laten komen.

pastedGraphic.png

Kinderbeschermingswerk als apostolaat

Na de tweede wereldoorlog richtte de bisschop van Roermond het verzoek tot het bestuur om de zorg voor kinderen van gedetineerde NSB-ers op zich te nemen. Dat werd het begin van het Kinderbeschermingswerk, onder het motto: “beter voorkomen dan genezen”! De zusters hebben zich vele jaren op velerlei gebieden van de jeugdzorg verdienstelijk mogen maken.

In 1952 maakte Bethanië de stap naar andere landen: Aruba, Duitsland, België, Italië, Canada en de VS. Canada, Amerika, België, Letland en Aruba werden weer opgeheven.

Nu wonen er nog zusters in Duitsland, België, 1 zuster in Letland en in Nederland in Haelen:

pastedGraphic.png

pastedGraphic_1.png

en Delft:

pastedGraphic_2.png

Alles bij elkaar zijn we nog met 61 zusters (in Nederland 21, incl. 1 zuster in België).

De congregatie is klein en veel zusters zijn oud. Maar ons motto is “Geloven in toekomst”, en dat bedoelen we ook zo. Wij zijn er van overtuigd dat elke mens elke dag van God een kans op leven ontvangt, en we willen er toe bijdragen om dit waar te maken. Hoe dit er concreet uitziet, verschilt per land. Maar de kern is de waardigheid van elke mens, daarvoor willen we ons inzetten, zelfs in situaties die hopeloos lijken.

Bethanië is geen kwestie van aantallen, maar van houding. We geloven in toekomst, omdat Bethanië is “waar 2 of 3 in Zijn naam bij elkaar zijn”.