Geschiedenis van de zusters Dominicanessen van Bethanië
Het verhaal van de zusters Dominicanessen van Bethanië begint in 1864, wanneer de Franse Dominicaanse pater Jean Joseph Lataste retraites zou houden in de vrouwengevangenis van Cadillac (bij Bordeaux). Hij verwachtte er niet veel van. Wat moet hij veroordeelde moordenaars, dieven en godslasteraars over God vertellen?
Tenslotte vertelt hij hen un het verhaal van Maria Magdalena, zoals hij het kent: een zondares uit de stad ontmoet Jezus en wordt een heilige omdat zij ervaart dat God van haar houdt - onvoorwaardelijk.
Zou dit niet ook het verhaal kunnen zijn van de gevangen vrouwen?
De vrouwen, die dreigden te wanhopen onder het gewicht van hun schuld, de haat jegens hen die hen daartoe hadden gedreven en de barre omstandigheden van hun gevangenschap, worden getraakt.
Inderdaad: dit is hun verhaal, dit kan hun verhaal worden, als zij deze liefde van God aanvaarden en haar tot het middelpunt van hun leven maken. Dan kan de gevangenis, met al haar ontberingen, een plaats van ontmoeting met God worden, een klooster.

Maar wat gebeurt er nadat ze zijn vrijgelaten?
Waar zou een ex-gevangene een kans hebben op een fatsoenlijk leven? Wie zou haar werk geven of een plaats om te wonen? Wie heeft er misschien gemeenschap met haar? Veel vrouwen plegen liever zelfmoord voordat ze worden vrijgelaten dan dat ze een hopeloze poging doen om voet aan de grond te krijgen in een maatschappij die niets met hen te maken wil hebben.
Pater Lataste weet ook niet wat hij moet doen. Op een nacht, als alle 400 vrouwen met hem in de kapel aan het bidden zijn, komt er een visioen bij hem op: wat heeft Magdalena eigenlijk gedaan nadat ze Jezus had ontmoet en nu ook niet meer van de prostitutie kon leven? Nou, ze had een zus in Bethanië: Ze kon altijd teruggaan...
Bestaan zulke zusters ook voor de vrouwen die uit de gevangenis komen?
Samen met de moedige religieuze Moeder Henri-Dominique Berthier stichtte hij in 1866 het eerste klooster van de Zusters Dominicanessen van Bethanië: een gemeenschap van religieuze zusters waar niemand van buitenaf kan zien wie ooit een "bekende zondaar" is geweest en wie een "onberispelijke maagd" is. In deze gemeenschap doet dit onderscheid er niet toe.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog moesten de Duitse zusters van deze Franse communiteit vluchten naar Venlo/Nederland. Omdat door de oorlog geen contact met het moederhuis mogelijk was, werd daar een aparte congregatie gevormd, die tegenwoordig - in tegenstelling tot de Franse - op vele maatschappelijke terreinen actief is.